Titsingh, Bijzonderheden over Japan […]. ’s-Gravenhage, Johannes Allart, 1824-1825.
Met Isaac Titsingh (1745-1812) reizen we naar een wereld die voor Europeanen lange tijd gesloten was. Als opperbevelhebber van de VOC verbleef hij van 1778 tot 1784 op het kunstmatige eiland Dejima in de baai van Nagasaki, waar de Nederlanders zich mochten vestigen om de handel voort te zetten toen de Japanse grenzen gesloten waren, vooral uit angst voor christelijke tradities. Titsingh, verknocht aan het land en haar bijzondere gebruiken, dompelde zich echter vol overgave onder in de Japanse cultuur. Zijn respect voor de Japanse tradities leverde hem privileges op die vrijwel geen enkele westerling genoot, en een status vergelijkbaar met die van een daimyo (Japanse krijgsheer). Zijn Bijzonderheden over Japan is dan ook een zeldzaam verslag van de Japanse maatschappij en cultuur tijdens het Tokugawa shogunaat (1603-1867), waarin Titsingh tal van rituelen en gebruiken beschrijft, zoals huwelijksgeschenken, rituele zelfdoding en poëzie. De fraaie illustraties in het werk wekken zijn beschrijvingen van het Japan van toen tot leven.